zaterdag 28 augustus 2010

Vlinders in Luang Prabang en feesten in Vang Vieng

Na een paar dagen relaxen in Phayao vervolgde ik mijn reis. Eerst naar Chiang Khong om vanaf daar de grens over te gaan naar Laos. In dit grensstadje heb ik een nachtje doorgebracht en blij geweest dat ik hier niet de rest van mijn leven hoef door te brengen. Hoe mooi sommige plaatsen ook zijn, het leven is er soms behoorlijk nietszeggend. Één straat waar iedereen hetzelfde verkoopt en in dit geval zit te wachten op de volgende lading toeristen. Wel fijn om weer eens wat reizigers te treffen, want zo kan je een beetje opgaan in de massa. In mijn eentje word ik enorm nagestaard en daarnaast hebben mensen dan ook totaal geen schaamte om me te vragen of ik even met ze op de foto wil. Als fotograferende reizigster kan en mag ik hier natuurlijk geen nee op zeggen, maar soms voel ik me wel de twee koppige vrouw op de kermis. Niet in Chiang Khong, daar liepen meer soortgenoten rond.
De mooiste en bekendste manier om Laos in te reizen, is via de Mekong rivier. Nog leuker is het om hier de tijd voor te nemen en jezelf in twee dagen te laten afzakken naar Luang Prabang, de voormalige hoofdstad van het land. De eerste dag zat ik zes uur op een houten bankje, maar erg veel last had ik hier niet van. Groene bergen, kleine dorpjes met zwaaiende mensen en de rust van het water zorgden voor een relaxte stemming. Halverwege kwam er een groepje kinderen de boot op rennen met eten en drinken. Waarom ook niet de lokale bevolking een beetje steunen en honger had ik toch. De smaak van de chips deed me onmiddellijk naar de houdbaarheidsdatum kijken. Acht maanden geleden was het vast heerlijk geweest, nu verdween de zak naar de afvalbak. Mijn buik moest maar even wachten tot 's avonds.
Aan het einde van de middag kwamen we aan in Pak Beng, een mini dorpje waar we de nacht zouden doorbrengen. We waren nog niet aangemeerd of kinderen vlogen onze boot op en grepen naar onze tassen, die wij er weer zo snel mogelijk uittrokken. Voor veel geld wilden ze je backpack dragen. Naast de tassen waren de afvalzakken begerenswaardige objecten. Mijn buik trok samen toen voor mijn ogen een jongen enthousiast begon te eten van de oude chips. Voor de zoveelste keer deze reis voelde ik me een ontzettend verwend nest, maar ik werd ook een beetje boos. Boos omdat de straat waar we inliepen naar een guesthouse weer gevuld was met dezelfde restaurantjes, met mannen die allemaal hetzelfde aan stonden te prijzen. Waarom staat er niet eens iemand op met een origineel idee? Misschien zijn de mensen te moe van het feit dat ze iedere dag moeten zien te overleven, maar veel dorpjes blijven hierdoor wel hangen in een vicieuze cirkel van armoede. Uit alle restaurantjes waar ze 'het beste eten van Laos' hadden, hebben we dan toch een keuze kunnen maken. Tijdens het eten raakte ik aan de praat met twee Nederlandse meiden. Net als ik waren ze allebei alleen door Azië aan het reizen en na een avondje gezellig Nederlands geklets, sloot ik me de volgende dag bij Linda en Anique aan in Luang Prabang. De tocht daar naar toe was trouwens een stuk aangenamer. In deze boot hadden ze stoelen uit een minivan vast gezet. Een hilarisch gezicht, maar het werden daardoor wel negen comfortabele uren.
In Luang Prabang was de armoede trouwens ver te zoeken. Prachtige huizen lagen aan strak aangelegde straten en de restaurantjes maakten volop gebruik van het uitzicht op de rivier. Als backpacker haal je het niet in je hoofd om het over vakantie te hebben. Nee je bent aan het reizen, maar het eerste woord dat ons hier ontglipte was 'vakantiegevoel'. Bij vakantie hoort relaxen en hoe kan dat beter dan tijdens een massage. Voor mij was het de eerste en het bleek een weldaad voor mijn schouders, die mijn rugzak inmiddels meer dan zat waren.
Totaal ontspannen doken we 's avonds het uitgaansleven in. De meeste kroegen sloten om elf uur, maar er was één discotheek die zijn deuren een uurtje langer open hield. Niet zomaar een disco, maar een met een live band. Het geluid dat deze band produceerde was nog erger dan hetgeen je hoort tijdens het eerste de beste karaokefeest. Net toen we dachten dat we genoeg gehoord hadden, begon de dj met zijn werk en bleven we nog maar even hangen.
Watervallen horen tot de bezienswaardigheden van de stad en de volgende dag stapten we in een tuk-tuk om deze te bekijken. Niet de afstand bepaalt hier hoe lang je ergens over doet, maar de staat van de weg. Tijdens het uur dat we nodig hadden om bij de watervallen te komen, keek ik naar het stralende landschap. De prachtige vlinders die voorbij vlogen, kropen langzaam in mijn buik en gaven me het gevoel dat ik in een paradijs was beland. De klaterende watervallen wisten dit te overtreffen en voor ik het door had, zat ik met open mond te genieten van het uitzicht. We begonnen aan een glibberige tocht naar de top van een waterval, maar na een paar passen hield ik het voor gezien. Mijn hoogtevrees durfde het lot niet nog een keer te tarten.
Om half zes ging de volgende ochtend de wekker. Om deze tijd liepen monniken door de straten om van voorbijgangers eten te ontvangen. Met slaperige ogen zag ik Anique op een kleedje zitten en werd er door een vrouw allemaal eten voor haar uitgestald. Uit de manier waarop de vrouwen op mij afvlogen, begreep ik dat er iets mis was. Linda en ik konden nog weigeren, maar voor Anique was het al te laat. De schade was 5 euro. Voor westerse begrippen niet veel, maar hier kan je daar een hele dag van eten en drinken. Nou is afgezet worden nooit prettig, maar je leert er na een tijdje mee om te gaan. Niet om zes uur 's ochtends, dan wil je iemand het liefst aanvliegen. Gelukkig wisten we onze energie beter te benutten en zijn we een tempel gaan bekijken.
Heen en weer geschud door bochten en gaten in de weg reden we daarna met de bus naar Vang Vieng. De mensen hier geven graag al het eten weg dat ze bij zich hebben en dat geeft ons de mogelijkheid om kennis te maken met de lokale keuken. Deze keer stond er zoete maïs op het menu van één van onze medepassagiers. Best lekker, maar de smaak van de maïs viel een beetje weg.
Zeven uur later kwamen we aan in Vang Vieng waar we een drie persoonskamer vonden. Het kleine dorpje bestond voornamelijk uit restaurantjes met ligbanken. Waarom zou je in een restaurant gaan liggen? In dit geval omdat ze allemaal gevuld waren met tv-schermen die aan een stuk door de serie friends lieten zien. 's Avonds verandert dit dorp in een uitgaansgebied waar de emmers drank als zoete broodjes over de toonbank gaan. Met dit in je achterhoofd kan je jezelf vast wel voorstellen hoe de toeristen overdag voor de televisie hingen. De daarop volgende dagen zouden wij onderdeel worden van dit spektakel.
Vang Vieng heeft een aantal attracties. Zo kan je er bergbeklimmen en grotten bekijken. Allemaal bijzaak voor de ware reden om deze plek te bezoeken, tubbing. Na een heleboel grote verhalen gehoord te hebben van mensen met gehavende gezichten, vroeg ik me af waar ik aan ging beginnen. Zittend naast een grote band aan de rand van het water bedacht ik me dat ik misschien alvast mijn moeder moest bellen. Een kluns als ik zou hier natuurlijk nooit ongehavend uit komen. Op het water waren de zorgen snel vergeten. We dreven van de ene naar de andere bar. Daar werden we met touwen het water uitgetrokken en aan de bar gezet. Het gevaar bleek niet in het tubben te zitten, maar in de alcohol en de domme acties die mensen dan gaan uitvoeren. De vele glijbanen en touwen waarmee je het water in kon springen, zorgden voor veel vermaak. Na iedere bar werd onze groep groter en uiteindelijk dreven we met zijn allen in het donker, door het sprookjesachtige landschap, over de rivier terug naar het centrum. Op de achtergrond begon het te donderen, gelukkig op zo'n afstand dat we nog even konden genieten van dit magische gevoel. Bij het eindpunt kozen we de verkeerde kant om het water uit te gaan. Van boven tot onder bedekt met modder werden we door het hele dorp uitgelachen. Hoewel wij waarschijnlijk zelf het hardste lachten.
Er zijn mensen die het hier weken kunnen uithouden en gaan werken in een bar. De best lopende barretjes worden gerund door westerse mensen. Mij gaf dit een beetje een raar gevoel. Stel je voor dat Scheveningen overgenomen is door een groep Aziaten. Wij hadden het hoogtepunt na drie of vier dagen wel gehad. Linda en Anique gingen nog op een scooter naar de grotten en de volgende dag zijn we met een groepje naar de hoofdstad vertokken. In Vientiane had ik met mijn vader afgesproken en ik keek er erg naar uit om een bekend gezicht te zien. Hij kwam precies op het goede moment, want ik ging afscheid nemen van Anique en Linda. Meiden waarmee ik een meer dan geweldige week heb gehad en nu kon ik rustig nadenken over het vervolg van mijn reis. Onze ervaringen in de hoofdstad en mijn trip naar de 4000 eilanden in Laos, waar ik met twee nieuwe reisgenootjes van de ene in de andere hangmat val, bewaar ik voor de volgende keer.

maandag 16 augustus 2010

Actie in Chiang Rai

Ergens op een brug stopte de tuk-tuk. We waren in Tha Ton, maar waar precies? Straatnamen zag ik nergens, maar waar heb je die ook voor nodig als je één straat hebt en een paar zijstraatjes. Ook de Lonely Planet gaf weinig helderheid. Het hotel dat ik zocht werd omschreven als degene die naast de andere lag. Oftewel bij die grote boom naar links en dan bij die kleine rechts. Nou ja, vragen dan maar. Het Chinese meisje was maar wat blij dat ze iemand had gevonden om achteraan te hobbelen. De communicatie liep belabberd en eenmaal bij het hotel aangekomen heb ik haar dan ook niet meer gezien. Zelf besloot ik nog even rond te gaan lopen. Op aanraden van de jongen van het hotel ben ik naar het tegenoverliggende klooster gegaan. Dat lag aan de voet van een berg en als je omhoog liep, kwam je het ene na het andere Boeddhabeeld tegen. Toen het donker werd en de vele honden hongerig begonnen te kijken, begon ik maar eens aan de afdaling. Ik sliep aan de rivier Mae Nam Kok en het restaurant gaf hier een prachtig uitzicht op. Over hetzelfde water reisde ik de volgende dag verder naar Chiang Rai. Tijdens het ontbijt ontmoette ik Mario, een Duitser die dezelfde reis zou gaan afleggen. De boot was voornamelijk een toeristenattractie, maar wel een hele mooie. De natuur was adembenemend en de huizen die we onderweg zagen leken wel paleisjes. Op de boot leerden we de Franse Svettlana en haar Duitse vriend Phillip kennen. Samen besloten we op het vaste land op zoek te gaan naar een hotel. Met zijn vieren vertrokken we te voet naar het centrum van de stad. Halverwege bleek de afstand toch wel erg lang om lopend af te leggen. Een tuk-tuk bood uitkomst. Wel eentje waar normaal gesproken twee personen in passen. Niet vier mensen met evenveel bagage, maar wij wel. Dat was de start van een paar gezellige dagen. Terwijl wij naar een guesthouse gereden werden, viel het eten bij de mensen op straat uit hun monden als ze ons voorbij zagen komen. Svettlana en Phillip wisten een goed guesthouse waar we ook bijzondere trektochten door de jungle konden regelen.
Met gids Kai begonnen we de volgende dag aan ons avontuur. Het eerste op de lijst was de witte tempel. Terwijl de regen met bakken uit de hemel kwam, bewonderden wij dit gigantische kunstwerk. Een artiest is al jaren bezig met dit speciale project en hoopt in 2070 klaar te zijn. Althans hij of zijn opvolger. De witte Boeddha viel een beetje in het water. Door de regen misten we het uitzicht. Dan maar lunchen en natuurlijk was dat weer goddelijk. Er is nog geen Thais gerecht geweest waarvan ik dacht 'nou dit is het niet helemaal'. Zelfs vegetarisch zijn het wonderen in de keuken. De magen waren gevuld en dat hadden we nodig ook. De volgende drie uur zouden we door de jungle gaan lopen. Met vlagen bleef het regenen. Voelde ik me in het begin nog wijs met mijn super wandelschoenen, niet veel later lag ik tot mijn heupen in het water. Was dit een jaar geleden gebeurd dan was ik opgestaan en naar huis gegaan. Nu niet, ik had iets te bewijzen. Ik had ja gezegd tegen deze trip dus ik zou het afmaken ook. Het werden twee dagen van vallen en opstaan. Ieder glad stuk liet mij stuiteren en op elk hoog punt draaiden mijn ogen drie keer in het rond, maar net zo vaak was er een hand om me overeind te helpen of me er langs te loodsen.
Doorweekt door regen en zweet en onder de modder kwamen we aan in het dorpje waar we zouden overnachten. Dorpje is een groot woord. Dertien gezinnen, maar niet dat er zoveel huizen waren. Als je het al huizen kon noemen, hutjes eigenlijk. Er waren drie hutjes waar wij ons over konden verdelen. De wc was een gat in de grond met een bak water er naast. De badkamer was een kraan met een bak water er naast. De tijd had hier stil gestaan, op de televisie in een hoekje en de mobiele telefoon na dan. Het werd een bijzondere avond. Kai vulde een wok met groente en vlees, niet voor mij natuurlijk, en plaatste het op een vuurtje in de hut. De boel begon flink te sudderen en ondertussen maakten wij kennis met de Thaise whisky. Stiekem kwamen er af en toe kinderhoofdjes om de hoek kijken. Na het eten durfden ze dan eindelijk aan te schuiven en kon het feest beginnen. Heel veel foto's en spelletjes later kropen we uitgeput in bed. Ik lag boven het kippenhok en kon dus live meegenieten van de vechtende dames. Het dorp liep vol met puppy's, kittens en kuikentjes en samen wisten ze elkaar prima te vermaken. In deze wereld heb je geen wekker nodig, want de haan wist precies wat zijn taakomschrijving inhield. Rond een uur of vijf liep hij een paar rondjes door het dorp om ons te wekken. Nog een keer omgedraaid en toen kon de dag echt beginnen. De tocht werd voortgezet en daarmee ook de glijpartijen, maar het uitzicht over de rijstvelden en bergtoppen waren de blauwe plekken meer dan waard. Zodra we ons vermoeide lijf konden ontspannen in een hotspring was de trip volmaakt afgesloten. 's Avonds zijn we de markt afgestruind en hebben we een hele tafel gevuld met eten.
Chiang Rai ligt heel dicht bij de grens van Birma en nu we dan toch in de buurt waren, wilden we hier wel eens een kijkje nemen. Voor 10 dollar stonden we aan de andere kant en daar kon ik onmiddellijk mijn ogen van de grond rapen en mijn mond sloot zich niet meer van verbazing. In welke wereld waren we nu terecht gekomen? 'Sir, do you want to buy viagra? No, maybe cigarets? Or a calender with girls, Thai girls?' De meest onmogelijke namaak troep werd hier verkocht en de zwervers kropen letterlijk over de markt. De huizen zagen er prachtig uit, maar er was totaal geen leven achter te bekennen. Eigenlijk leek het nog het meest op een grote theatervoorstelling. Dan maar naar een marktje in de buurt. Werden we in Thailand nog overladen door tuk-tuk aanbiedingen hier werden we voornamelijk nagestaard en gemeden. Dan toch maar in een tuk-tuk van de overheid. Op de markt hadden ze blijkbaar een pauze in hun toneelstuk, want hoewel er genoeg verkopers waren er was niemand om iets te kopen. Uit pure verveling zaten de mensen maar een beetje te kaarten. Al met al ben ik nu heel benieuwd naar het land achter deze stad, maar hier reizen is wel heel erg veel lastiger dan in de rest van Azië. Voorlopig dus maar even niet. Terug in Thailand zijn we nog naar de Golden Triangle gegaan, maar dat stelde niet zo veel voor. Je staat in Thailand en vanaf daar kan je Laos en Birma zien liggen, een soort drielandenpunt. Wel twee Italiaanse meiden ontmoet, waar we 's avonds mee zijn gaan eten en de kroeg ingedoken. Onze laatste avond met zijn allen wisten we te rekken tot drie uur en was enorm gezellig.
Heel even moest ik wennen aan het idee dat ik weer alleen verder zou gaan, maar het voelde ook wel erg goed. Daarom besloot ik twee dagen naar Phayao te gaan, een rustig stadje waar niet al te veel toerisme is. Lekker even bijgekomen en daarna vertrokken naar Chiang Khong. Het startpunt voor mijn reis door Laos. Een prachtig land, waar ik de volgende keer meer over ga vertellen.

zondag 15 augustus 2010

Op weg naar Chiang Mai

Een beginnende verkoudheid achtervolgde me al dagen. Een opgezette keel en af een toe een flinke nies, maar daar bleef het bij. Tot de dag dat ik 'knikkerman' tegenkwam. Alsof al het gejank het snot heeft los geweekt, liep ik sinds die nacht te hoesten en te proesten. Dat beloofde wat voor de busrit die me te wachten stond, maar eerst had ik nog een dag in de stad te vullen. Echt zin om nog iets te doen had ik niet, dus zat ik vooral achter internet en dronk het ene smaakvolle sapje na het andere. Het fruit is hier echt onweerstaanbaar! Om acht uur zou een tuk-tuk me komen halen bij mijn guesthouse. Acht uur werd half negen en terwijl ik rustig bleef wachten, werd de persoonlijke tuk-tuk chauffeur van het guesthouse bozer en bozer. Ineens stond het meisje van de reisorganisatie voor mijn neus op een scooter. Ja, een scooter. Daar gingen we. Zij, ik, mijn enorme backpack en mini rugzak op een scooter door de straten van Ayutthaya. Dacht ik dat ik al lang gewacht had, het wachten begon nu pas echt. Voor het reisbureau werd ik neer geplant en ze boden me internet en eten aan. Nee, ik hoefde niks. Wist ik veel dat ik daar nog anderhalf uur zou zitten. Opeens kwam het meisje met een grote tas met folders aangelopen. Samen met haar man begon ze deze aandachtig door te nemen en ook ik kreeg er een paar toegeschoven. Het waren reisfolders uit 2007. In Nederland drijven deze allang door het riool als gerecycled wc-papier, maar niet hier. Nee, ze werden netjes afgestoft en uitgezocht om in de winkel te leggen. Erg gezellig allemaal, maar ik zat als enige te wachten op een bus die waarschijnlijk ergens in een file stond. Toen er dan toch een tuk-tuk verscheen met nog meer reizigers begon ik helemaal te twijfelen. We zouden toch met een tourbus gaan? Instappen en rijden maar. Ergens op een snelweg ‘in the middle of nowhere’ stond de beloofde bus op ons te wachten. Met zijn vijven stapten we in en de slaperige toeristen uit Bangkok keken ons verbaasd aan. Verwijtend vroeg één van hen me waarom we hier waren. De toon was gezet. Voorin zag ik nog lekker stoelen met beenruimte. Helaas werd ik op weg hier naar toe tegengehouden. Deze waren voor de stelletjes, ik mocht me ergens in het midden opvouwen. Meer opgepropt kon naar mijn idee niet, maar voor een nacht was het best te doen. Dat het altijd meer kan, bewees een Nederlands gezin voor mij. Al klagend en zeurend, zoals alleen wij Nederlanders dat kunnen, dat ze het toch wel een beetje gehad hadden met deze manier van reizen gooiden ze alle vier hun stoel zo ver mogelijk naar achter. De vader keek nog bezorgd om en vroeg 'gaat het zo?'. Mijn 'nou nee, eigenlijk niet' maakte totaal geen indruk. De hele weg hebben ze heerlijk liggen slapen, terwijl ik letterlijk met mijn benen in mijn nek lag. Slapen zat er voor mij niet meer in, maar eigenlijk was dat niet zo erg. Langzaam zag ik het stedelijke landschap veranderen in berggebied en de eerste rijstvelden kwamen voorbij. Door het regenseizoen is de natuur hier waanzinnig groen. Soms met bomen in de vorm van olifanten. De nachtmarktjes waren nog in volle gang. In andere kraampjes lagen de spullen te wachten om de volgende dag verkocht te worden. De mensen hier hebben zo'n vertrouwen in elkaar dat ze de hele toko 's nachts onbewaakt aan de kant van de weg laten liggen. Hetzelfde geldt voor de meeste guesthouses waar ik slaap, je pakt gewoon je eigen drinken en schrijft het bij je kamernummer. De Europeanen die ik tegenkom begrijpen hier niks van. 'Dat kan toch niet meer in deze tijd?' Volgens mij weten ze hier dat de meerderheid van de mensen te vertrouwen is. Waarom zou je jezelf dan druk maken over het kleine deel dat hier misbruik van maakt? Kost waarschijnlijk meer energie dan het oplevert. Daarnaast is Boeddhisme het belangrijkste geloof in Thailand. In deze religie vormen al je daden samen je karma. Je zonden kan je niet afkopen met het bidden van een rozenkransje. Ze komen gewoon op je eigen bordje terug. Zelf ben ik niet zo van het geloof, maar hier zorgt het voor een opvallend vriendelijke en verdraagzame samenleving.
Ondertussen zat ik nog steeds heel verdraagzaam te wezen achter mijn landgenoten. Rond een uur of acht 's ochtends kon ik mijn spieren weer aan het werk zetten. Niet alleen mijn beenspieren. Het dochtertje kreeg zelfs mijn lachspieren weer aan de praat door de reis te eindigen met de woorden 'nou dat was oncomfortabel'. Na een enorme omweg en hulp van zo'n beetje de hele stad kwam ik in een guesthouse terecht. Daar ontdekte ik drie dikke blaren op mijn buik. Blijkbaar had ik me zodanig opgevouwen dat de knopen van mijn broek in mijn huid waren gaan zitten. Iedere keer als ik in de dagen erna de pleisters verving dacht ik 'dit is best oncomfortabel'.
De zes dagen Chiang Mai maakten alles weer goed. Gigantische markten met prachtige kleren en sieraden brachten me bijna in de verleiding om uitbundig te gaan shoppen. Het beeld van een uitpuilende backpack weerhield me hiervan. Tijdens een boottocht over de Mae Ping rivier vertelde een echtpaar uit Nieuw-Zeeland me enthousiast over hun ervaringen in een olifantenpark. Op de rug van een olifant waren ze door het park getrokken. De rest van de dag werd besteed aan bamboeraften en een vlindertuin. Misschien was dat ook wel iets voor mij, een dagje de stad uit leek me wel wat.
Zondagochtend werd ik opgehaald door een busje, dat zich vulde met oudere dames en een gezin. Deze trip leek niet helemaal voor mijn doelgroep. Alles bij elkaar werd het best leuk. De mensen waren aardig, de olifanten werden goed verzorgd, maar erg spectaculair was het niet. Bamboeraften was meer dobberen en de vlinders waren denk ik met vakantie.
Inmiddels vond ik het tijd voor een beetje actie. Mijn blaren waren aan het genezen en daarom besloot ik mijn reis naar het noorden te vervolgen. Op maandag pakte ik een bus naar Fang vol met Aziaten. Een vrouw kwam naast me zitten en keek erg bezorgd terwijl ik maar bleef hoesten. Ineens toverde ze poedertjes te voorschijn die ik moest slikken. Heel even twijfelde ik of ik dit duister uitziende goedje moest aannemen, maar waarom ook niet? ze hebben hier vaak gezondere medicijnen dan bij ons. Was het de poeder, was het de moederlijke zorg? Geen idee, maar de volgende twee uur bleef mijn hoest weg. We zaten wat te kletsen en toen vroeg ze me naar mijn e-mailadres. Het boekje dat ze opensloeg stond vol met mailadressen van toeristen en de dag dat ze hen ontmoet had. Een soort facebook, maar dan op papier. Zo kan ze iedereen laten zien met wie ze ooit heeft gepraat. Toen we haar halte hadden bereikt zorgde ze er nog even voor dat het Chinese meisje, dat geen woord Thai of Engels sprak, naast me kwam zitten. We moesten maar een beetje op elkaar letten. Als je geen woord kunt wisselen is slapen meestal de beste optie. Het hoofd van het meisje verplaatste zich richting mijn schouder terwijl ik me weer eens zat te vergapen aan het prachtige uitzicht.
In Fang stapten we over op een grote tuk-tuk die ons naar Tha Ton bracht. Vanaf daar nam ik de volgende dag de boot naar Chiang Rai, waar dan eindelijk de actie kon beginnen. De blauwe plekken van de jungle staan nog op mijn lijf, maar het waren een paar onvergetelijke dagen. Natuurlijk komt daar een nieuwe blog over. Nu zit ik nog een paar dagen in Phayao en Chiang Khong voor ik de grens over ga naar Laos.

vrijdag 6 augustus 2010

Ayutthaya

Zelfverzekerd stapte ik zondag de straat op. Het was tijd om mijn reis te vervolgen naar Ayutthaya, een stadje ten noorden van Bangkok, en ik wist precies welke bus ik moest hebben om daar te komen. De weg naar de bushalte wilde ik afleggen per taxi of tuk-tuk. De eerste tuk-tuk chauffeur waarmee ik reis en prijs overlegde, vond het maar een dom plan. Waarom ging ik niet eerst even met hem langs een TAT (Toeristenbureau)? Ik schonk hem mijn meest verveelde blik en liep door. Het was nog een redelijke afstand naar de halte en misschien was een taxi eigenlijk wel voordeliger. Daar kwam bij dat de taxi's in Bangkok alle kleuren van de regenboog hebben en ik al sinds de dag van aankomst verliefd was op de roze exemplaren. Het geluk wilde dat ik alleen maar naar de hoek van de straat hoefde te lopen om er zo één te vinden. Die hoek was best dichtbij, maar de weg er naar toe bleek lang. Als een stel vliegen op een hoop stront vlogen de tuk-tuk chauffeurs op me af. Waar konden ze me naar toe brengen en langs welke TAT zouden we als eerste gaan? Overdreven theatraal zuchtte ik eens diep en keek vol minachting naar deze hoopvolle profiteurs. Er stond een stralende roze taxi op mij te wachten en ik was niet van plan om die aan mijn neus voorbij te laten gaan. Even later zat ik dan eindelijk in de auto onderweg naar de bushalte. Een minivan, vol met locals en hun boodschappen, bracht me vervolgens in anderhalf uur naar mijn volgende bestemming.
Daar vond ik een lief guesthouse aan de rivier, die de gehele stad omringt. Ze hadden hier een soort slaapzaal, met vier matrassen op de grond, en daar besloot ik gebruik van te maken. Misschien leerde ik zo nog nieuwe mensen kennen, maar helaas bleek ik de enige te zijn. Ook goed, had ik alle ruimte voor mezelf!
In de Lonely Planet had ik al gelezen dat deze stad bekend staat om de grote hoeveelheid honden die er los rondlopen en dat je vooral 's avonds een beetje voor ze moest oppassen. Grote hoeveelheid is een understatement, de stad was overgenomen door deze viervoeters. Het leek me het beste om ze zoveel mogelijk te negeren, blik op oneindig had ik tenslotte al geoefend. Struinend door de stad vielen me de aanbiedingen voor boottochten op. Leuke manier om het eiland rond te gaan. Gelijk één geboekt voor de volgende dag en voor de dag erna een bustrip naar Chiang Mai. Het was me duidelijk dat dit een leuk stadje was, maar niet eentje waar ik het dagen zou uithouden. Later bleek om meerdere redenen.
Om vier uur zou ik opgehaald worden voor de boot, dus 's ochtends had ik nog genoeg tijd om een beetje rond te wandelen. Ayutthaya was eeuwen geleden de hoofdstad van Thailand en stond vol met prachtige tempels. Totdat er een oorlog met Birma overheen ging en er van die tempels alleen nog maar ruïnes over bleven. Natuurlijk nog steeds een topattractie, dus op naar het park vol met deze oudheden.
Ik stond nog niet op straat of er begon een hond te keffen alsof zijn leven er van afhing. Zodra die achter me aan begon te rennen, bleek dat het hem meer te doen was om mijn leven. Blaffende honden bijten niet en dat was gelukkig ook nu het geval. Terwijl ik alleen maar kon denken 'had ik verdorie toch maar die rabiës prikken gehaald', kwam de eigenaar me dan eindelijk te hulp. Bij het zien van een massa toeristen wist ik dat ik de ruïnes gevonden had. Schoolkinderen liepen in grote groepen voorbij en zeiden allemaal één voor één enthousiast gedag. Van het ene gebouw slenterde ik naar het andere en zo kwam ik langzaam uit aan de andere kant van het park. Het viel me op dat er een man op een fiets al een tijdje bij me in de buurt rondhing. Hij begon een vaag en onduidelijk verhaal en op dat moment was me duidelijk dat ik beter weer het park in kon gaan, waar meer mensen waren. Terwijl ik dat wilde doen fietste hij voorbij en ik dacht er van af te zijn, totdat zijn fiets ergens achteloos tegen een brug aanhing. Ik had zijn fiets nog niet gezien of ook hij stond weer voor mijn neus. Zijn Engels was heel slecht, laat maar zeggen dat hij het helemaal niet sprak en ik begreep niet wat hij wilde. Zijn ogen waren van een angstaanjagend soort leegheid dat ik wel begreep dat we sowieso niet hetzelfde wilden. Martin Bril omschreef het brein van een hond ooit als een knikker in een pan, die bij het nadenken heen en weer zou rollen. Deze man had waarschijnlijk ook maar een knikker in zijn hoofd, maar de pan om het geheel bij elkaar te houden ontbrak. Hij trok me naar zich toe en bleef naar zijn kruis wijzen. Heel rustig probeerde ik hem duidelijk te maken dat ik onderweg was naar mijn vriend en dat hij me alleen moest laten. Stom, die lamzak sprak natuurlijk nog steeds geen Engels. Zelfs het woord 'No' wilde die knikker niet in en terwijl ik probeerde weg te komen pakte hij mijn borst vast en duwde me tegen zich aan. Op dat moment wist ik niet meer wat ik moest doen. Wat doe je tegen iemand waarbij alle redelijkheid en verstand ontbreken? Gelukkig schoot mijn onverwoestbare beschermengeltje te hulp, die zich ergens in mijn onderbuik had verstopt. Mijn onderbuik zei: 'schreeuw' en dat heb ik dan ook zo hard als ik kon gedaan. Iedereen die me een beetje kent, weet dat hard schreeuwen een van mijn specialiteiten is. Hiervan schrok de idioot net zo erg als ik van hem en hij deed wat ik al de hele tijd wilde doen, hij zette het op een rennen. Snel pakte ik mijn telefoon. Wat ik daar mee moest? Geen idee. Zo leek het in ieder geval alsof ik een plan had. Hij rende dan wel weg, nog steeds keek hij achterom. Het was voorbij, maar de paniek sloeg volledig toe. Gelukkig kwam daar een gezinnetje aanlopen. Huilend liep ik op ze af en vroeg of ze me wilden helpen naar een tuk-tuk te komen, weg hier en wel zo snel mogelijk. Het verhaal ging er niet helemaal bij ze in. 'Was het geen misverstand geweest, het is hier zo'n veilige buurt?' Een misverstand, natuurlijk dat was het. Deze man was bh ontwerper en in zijn vrije tijd controleert hij of vrouwen wel de juiste aan hebben. Wat ontzettend behulpzaam van hem! Natuurlijk zei ik dit niet, ik had ze nog nodig.
Eenmaal terug in mijn hotel bleven de tranen stromen en het meisje achter de balie was zo lief om naar me te luisteren, ook al begreep ze er niet zoveel van. Ze riep er iemand bij die wel Engels sprak en hij stelde me gerust dat ik later op de dag echt wel alleen over straat kon gaan. Niet dat hij echt kon weten of het veilig was, maar dat was eigenlijk het enige wat ik op dat moment wilde horen. Daar zat ik op mijn matras te bekomen van de schrik. Jezus, wat voelde ik me toen alleen. Het liefst was ik in mijn lakenzak gekropen, maar in plaats daarvan ging ik douchen en trok mijn meest oncharmante afritsbroek aan. Die lul zou mijn dag niet verpesten, ik ging op boottrip.
Voor het hotel zat ik te wachten op mijn tuk-tuk, die rond vier uur zou komen. Twintig minuten later begon ik me af te vragen of deze hele dag in de soep zou lopen. Bellen dan maar. Net toen ik mijn telefoon in handen had, hoorde ik een stem vragen 'You ordered a boattrip?'. Ondertussen keek ik in de ogen van een jongen met de meest betoverende glimlach die ik ooit had gezien. Alsof ik de loterij had gewonnen sprong ik op en zei 'Yes'.
De boottocht voer ons langs verschillende tempels en huisjes langs het water. Houten hutten werden afgewisseld door enorme villa's. Overal waar we kwamen verschenen er handjes van blije kinderen die naar ons zwaaiden. Wij bekeken hun en zij met net zoveel interesse ons. Diezelfde middag had ik mijn moeder nog aan de telefoon en kon ik even aan een bekende stem mijn verhaal kwijt. In combinatie met het ronddobberen op het water werd ik weer wat rustiger. Terug op het vasteland liet ik me door een tuk-tuk naar de backpackersstraat brengen. Met al die honden, en mannen met nog minder herseninhoud dan honden, op straat had ik even geen zin meer om te lopen. Op een terrasje genoot ik van een biertje en vegetarische loempia's. De eigenaresse wilde graag dat ik bij haar en d'r vrienden kwam zitten. Ze schonk me hun lievelingsdrankje in en vroeg: 'Do you like boys or girls?' Mijn lach onderdrukkend zei ik dat ik toch echt voor de mannen ging. 'Is het niet tijd om over te stappen?' Na zo'n dag als vandaag zou je er bijna uit jezelf al over gaan nadenken, maar nee toch maar niet. Pratend en lachend eindigde ik deze rare dag. Slapen ging lastig, de aura van die engerd hing nog om me heen. Alles bij elkaar is het goed afgelopen, maar toch was ik blij dat ik al een buskaartje naar mijn volgende bestemming had. Een bus zou me de volgende avond naar Chiang Mai brengen. Krijgt een normaal mens van tien uur zitten blaren op zijn kont, ik kreeg ze op mijn buik. Hoe? Dat vertel ik de volgende keer. Nu knort mijn maag en is het tijd om te gaan eten.

P.S. Ik krijg allemaal lieve berichtjes van jullie dat jullie niet kunnen reageren. Het heeft iets te maken met het hebben van een gmail-account, maar dat maakt verder niet uit. Mailtjes zijn natuurlijk ook leuk!

maandag 2 augustus 2010

Toerist in Bangkok

Hoewel ik de hoofdstad al een paar dagen geleden achter me gelaten heb, is het nu tijd voor een blog over mijn Bangkok ervaringen. Om bij mijn hotel te komen, nam ik donderdag een bus vanaf het vliegveld. Terwijl ik vol verbazing naar alle lachende gezichten om me heen zat te kijken, wat zijn die Thaise mensen vrolijk, kwam er een vrouw uit Taiwan naast me zitten. Zij had haar vakantie in Europa doorgebracht en Bangkok was haar laatste stop voor ze weer naar huis moest. Al kletsend over van alles en nog wat kwamen wij de twee uur durende busreis wel door. In de verte verschenen enorm hoge gebouwen, de skyline van Bangkok was in zicht. Hoe dichter we bij de stad kwamen, hoe stiller ik werd. Wauw, wat is het toch ontzettend mooi om een stad voor het eerst te zien. Zonder ervaring en nog geen mening kun je er volledig blanco instappen en alles over je heen laten komen.
Inmiddels heb ik een eerste indruk op gedaan en daardoor een bescheiden mening kunnen vormen, want erg veel heb ik helaas nog niet gezien. Mijn hotel was gelegen aan de backpackersstraat Th Khao San, waarschijnlijk het meest toeristische gedeelte van de stad. Over de hele wereld zijn toeristen een goede bron van inkomsten. Bangkok is zo'n plek waar ze zich, gedreven door schrijnende armoede, niet schamen om dit aan je te laten merken. Terwijl ik mezelf, vanaf de bushalte naar het hotel, een weg baande langs alle kraampjes werden bergen souvenirs onder mijn neus gedrukt. In alle talen hangen er briefjes aan winkels om te vertellen hoe geweldig hun producten wel niet zijn. De slechte internetvertaling verraadt dat het hier om zogenaamd tevreden klanten gaat. Non-stop bieden tuk-tuk's zich aan om je, zo nodig, naar de andere kant van de stad te brengen. Dit zou de komende dagen niet meer ophouden en daarom was het belangrijk om een goede strategie te bedenken. Blik op oneindig en als ze me dan toch wisten te vangen, zette ik mijn allerliefste glimlach op. In combinatie met een 'No thank you', schudde ik ze meestal wel af.
Meestal, want toen ik op dag drie eindelijk van mijn jetlag was bekomen trapte ook ik in een ordinaire oplichttruc. De laatste dag voordat ik door zou reizen naar het noorden van Thailand besloot ik dicht bij de deur te spenderen. Bijna om de hoek van mijn hotel lag Grand Palace, toeristische trekpleister nummer één, en dat leek me wel een bezoekje waard. Door het thuisfront en de Lonely Planet was ik al gewaarschuwd voor sluwe mannetjes. Onder het mom van 'Grand Palace is closed, but I know an other good thing to do', lokken ze je mee naar winkelcentra waar je bakken met geld uitgeeft aan totaal waardeloze spullen. Op straat stond ik even te twijfelen welke kant ik op moest en gelijk werd ik geholpen door een behulpzame Thai. Zie je wel, ze zijn hier super aardig. Tien meter verder struikelde ik over de ene na de andere vriendelijke man die me maar wat graag van mijn geld wilde afhelpen. Dachten ze nou echt dat ik daar in zou trappen? Een vrouw, te midden van een grote groep duiven, duwde zakjes maïs in mijn handen. Zo snel mogelijk wilde ik ze netjes teruggeven, totdat ze er eentje opende en over mijn armen uitstrooide. Boos liet ik de hele boel vallen en, terwijl zij waarschijnlijk de meest slecht karma over mij uitsprak, liep ik snel door. Bijna was ik bij de ingang van het grote paleis toen ik aangesproken werd door een docent Engels, omringd door zijn leerlingen. Hij had een geweldig idee, als ik nou eens een tuk-tuk zou nemen die me langs verschillende attracties bracht en een toeristenbureau waar ik een buskaart naar mijn volgende bestemming kon boeken. Ik dacht nog: buskaart, die koop je toch bij de bus zelf? Voor ik het wist had hij een chauffeur aangehouden en voor 40 Baht (1 Euro) was het allemaal geregeld. Wel pas betalen bij terugkomst waarschuwde de docent. Tja, zo klonk het allemaal best betrouwbaar en daar gingen we dan. De eerste tempel was niet bijzonder, maar zeker leuk om gezien te hebben. De chauffeur stond me bij de uitgang op te wachten en we gingen door naar het toeristenbureau met die geweldige aanbiedingen. Ondertussen wisselden we formaliteiten als naam en woonplaats uit. Wist ik trouwens wel hoe mooi ik was? Goed, daar begonnen de alarmbellen te rinkelen. De tweede keer dat hij dit zei waren het geen bellen meer, maar een soort noodsignalen met toeters die in mijn hoofd afgingen. Helaas stond ik op dat moment al voor dat toeristenbureau. 'Nee, je hoeft niks te kopen, gewoon even kijken.' Natuurlijk verkochten ze geen losse buskaartjes, wel reispakketten. 'Drie maanden?, nou dan hebben we wel een geheel verzorgde reis'. Als ik een geheel verzorgde reis had gewild, had ik dat wel gevraagd. Dus na twee minuten stond ik weer buiten. Een geïrriteerde tuk-tuk chauffeur reed me zo snel mogelijk door naar het volgende toeristenbureau, waar zich hetzelfde schouwspel voltrok. Kwaad vertelde hij me, toen we een paar straten verder waren en ik alleen nog maar terug wilde naar 'Grand Palace', dat ik in ieder geval vijf minuten binnen had moeten blijven zodat hij 200 Baht zou krijgen voor de benzine. Aha, daar kwam de aap uit de mouw. Ik had natuurlijk kunnen weten dat voor die prijs ergens een addertje onder het gras zou zitten. 100 Baht en dan ga ik verder wel lopen, zei ik. 'Hier eruit?, nee ik breng je wel even terug naar Grand Palace.' Om al grijnzend te vervolgen met, 'Dan krijg ik zeker wel 150 Baht?' Als je goed keek zag je toen de rook uit mijn oren komen en er kwam een monoloog over principes bij me op, maar ik weet ook wel dat zo'n woord pas betekenis krijgt als je geld hebt. Als je iedere dag elke cent bij elkaar moet schrapen voor jou en waarschijnlijk je hele familie zijn principes een westers verzinsel. In plaats daarvan trok ik dezelfde smerige grijns en zei dat 100 Baht veel meer was dan de afgesproken 40 en dat hij van het begin af aan eerlijk had moeten zijn. Hij wist tenslotte dat ik eigenlijk niet naar die toeristenbureaus wilde. In zijn hoofd zag ik het 'Your beautiful' veranderen in 'Ugly bitch'. Gelukkig waren we toen net terug op de plaats waar het hele verhaal begon en kon ik uitstappen om het paleis te gaan bewonderen.
Grand Palace bestaat uit een hele hoop pracht en praal, een beetje kitscherig dat wel. De verschillende gebouwen zijn het voormalige verblijf van de Koninklijke familie. Prachtige muurschilderingen en glanzende Boeddha’s zijn te zien in de glinsterende gebouwen. Zoals je in de Katholieke kerk kaarsjes aansteekt, branden ze hier wierrook voor de heilige beelden. Je moet wel zorgen dat je tot je enkels en over je schouders bedekt bent met kleren voordat je naar binnen mag. Dat er daardoor meiden zich om staan te kleden voor de ingang, met alleen een bh als bovenstuk, is dan weer geen probleem. Het terrein was gevuld met een berg toeristen, locals, schoolklassen en monniken. Een groepje kinderen wilde me interviewen en samen op de foto. Geen probleem, als ze ook een foto voor mij wilde maken. 'Ready?, one, two, three, smile!' Na een paar uur had ik het allemaal wel gezien.
Terug naar het hotel liep ik door straten gevuld met kraampjes eten en spulletjes, het krioelde er van de mensen die hun weekend boodschappen aan het doen waren. Heel veel dezelfde spullen, maar ook heel veel verkopers met lieve glimlachen. Mijn dag was weer goed en een duik in het zwembad op het dak van het hotel zorgde ervoor dat ik even later fis en fruitig aan het diner begon. De rest van de avond zat ik in een kroeg bij mij in de straat te praten met wat Thais uitgaanspubliek en een Duitse vrouw, die zich vol zat te gooien met whisky waardoor ze zichzelf om de haverklap bleef herhalen. Nadat ze voor de zoveelste keer riep: 'The Netherlands will kill Paul', de octopus die het verlies van het Nederland's elftal op het WK voorspelde, vond ik het tijd om te gaan. Al met al had ik eigenlijk ook wel een beetje genoeg van de straat waar ik zat. De terrassen waren gevuld met toeristen met een privé biertap op tafel, jongens in alleen maar een zwembroek en het eten kon niet aangesleept worden. Als je dan naar beneden kijkt en je ziet de armoede in de vorm van zwervers voor je voeten liggen, ga je die oplichters steeds beter begrijpen. De mensen hier zijn veel meer waard dan dat ze op dit moment verdienen en totdat daar verandering in komt, ben je als toerist altijd onderdeel van het spelletje 'zoek het addertje'. Aan het einde van mijn reis wil ik nog een paar dagen terugkomen naar Bangkok en dan meer tijd uittrekken om ook het andere deel van de stad te zien.
Zondag ben ik vertrokken naar Ayutthaya, een stadje op een eiland 100km ten noorden van Bangkok. Volgende keer meer over deze plaats, waar ik naast de schrik van mijn leven ook een bijzonder gezellige avond heb gehad. Komende nacht zit ik tien uur in een bus naar Chiang Mai. Het is de bedoeling dat ik daar wat langer blijf hangen.